A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N O
P
| Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z | toelichting

 

I of J


iacere, iacui II = liggen
iam = al, reeds
Ianuarius, Ianuarii = januari, van januari
ibidem = op dezelfde plaats, aldaar
idem, eadem F = dezelfde, hetzelfde
    eiusdem = van dezelfde, van hetzelfde
    eodem anno = in hetzelfde jaar
ignarus = onwetend, niet kunnende
ignotus = onbekend
ille, illa F, illud N = hij, zij, dat, die
illegitimus = onwettig
illicitus = ongeoorloofd
illius zie: ille = van hem, van haar, van die
illuminator = illustrator
illustrissimus dominus = (titel) zeer illustere heer
imbecillis = zwak
impedimentum = (huwelijks)beletsel
impensum = uitgave (geld)
    impensis + gen. = op kosten van .. .
imperium = bevel; keizerrijk
    Sacrum Romanum Imperium = het Heilige Roomse Rijk
    Imperium Noviomagense = het Rijk van Nijmegen
impertire = toewijzen, toekennen, verlenen
    impertiri solitus = die gewoonlijk verleend wordt
impetitio, -nis F = aanspraak
impregnatio, -nis F = zwangerschap
impressor, -is = drukker
imprimere, impressi, impressum III = drukken
    impressum est apud ..., imprimebat ... = is gedrukt bij ...
improles = zonder kinderen
improvisus = onvoorzien
impubes = niet volwassen, onmondig
incantator = tovenaar
incertus = onbekend, onzeker
    incerti patris = van wie de vader onbekend is
incestum = bloedschande
incisor (pannorum) = snijder (van doeken, textielhandelaar)
inclusa = kluizenaarster
inclusus = kluizenaar
incognitus = onbekend
incola M = inwoner
indemnitas, -tatis F = schadeloosstelling
infans, -ntis = kind, zuigeling
infantia = kindertijd, kinderjaren
infantulus = zuigeling
infirmitas, -tatis F = ziekte
infirmus = ziek
    infirmorum sacramenta = de sacramenten der zieken
inflammatio, -nis F = ontsteking
informator, -is = huisleraar
infra = beneden, onder
infrascriptus = ondergeschreven, ondergetekende
inire, ini(v)i, initum = ingaan, (huwelijk) aangaan
innocens, -ntis = onschuldig
innuptus = ongetrouwd
inopinatus = onverwachts
insanabilis = ongeneselijk
insania = waanzin
insanus = waanzinnig
inscribere, inscripsi, inscriptum = inschrijven
instantia = aandrang
institor, -is = koopman, handelaar
instrumentum = akte
inter + acc = tussen, onder
interest = het is van belang
    quorum interest = van degenen, die het aangaat
interstitium = tijd tussen de afkondigingen
intestatus, ab intestato = zonder testament
intimare = dagvaarden
intronisare = trouwen
inunctus = ongezalfd
invenire, inveni, inventum = vinden
    inventus = gevonden
inventarium = boedelbeschrijving
investire = bekleden (met een ambt)
Ipra(e) / Ipretum = Yperen
is M, ea F, id N = hij, zij, het, die, dat
    eius = van hem, zijn, van haar, haar, ervan
    eo, quod = daarom, omdat; daardoor, doordat
Isala = IJssel
Isalandia / Sallandia = Salland
iudex, iudicis = rechter
iudicium = gerecht, rechtbank; oordeel
iugerum = morgen (opp. maat)
Iugila / Gulia / Gullus = Geul
Iulius, Iulii = juli, van juli
iungere, iunxi, iunctum = verbinden
    matrimonio iuncti sunt = zij zijn in de echt verbonden
Iunius, Iunii = juni, van juni
iuramentum = eed
iurare = zweren
iuratus = onder ede; beëdigd
ius, iuris N = recht; gerecht
   
iura soluta sunt = de rechten zijn betaald
   
iuris consultus, iurisconsultus = rechtsgeleerde, advocaat
   
ius patronatus = benoemingsrecht
   
utriusque iuris doctor = doctor in beide rechten (kerkelijk & wereldlijk)
iusticiarius = rechter
iuvenis, -is = jongeman, vrijgezel
iuxta + acc = naast, volgens

 

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N O
P
| Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z | toelichting